Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Verduisterd geld had ondanks terugbetaling als bron van inkomen moeten worden aangegeven

Geplaatst op: 13-01-2022, 15:53:08

De Belastingdienst heeft een gokverslaafde man die geld verduisterde terecht navorderingsaanslagen opgelegd omdat het verduisterde geld niet in zijn aangiften ib/pvv en ZVW was opgenomen, oordeelt de rechtbank Noord-Holland.

Met het verduisteren van de gelden is een voordeel beoogd en was dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten. Dat de man door de civiele rechter is veroordeeld tot terugbetaling van de verduisterde gelden neemt niet weg dat hij een voordeel heeft genoten ten tijde van het verduisteren van de gelden (vgl. Hoge Raad, 24 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5026). De verduistering kwalificeert dan ook als bron van inkomen.

Fraude bij werkgever

Uit onderzoek bij betaalproviders bleek dat vanaf bankrekeningen op naam van de man relatief grote bedragen zijn overgemaakt naar online gokbedrijven. De Belastingdienst vroeg hem daarom in 2019 om een toelichting op de herkomst van deze bedragen. De man liet daarop in een e-mail weten dat hij een gokverslaving had. Uit onderzoek naar de bankafschriften van de man bleek dat hij naast loonbetalingen van zijn werkgever, ook bedragen heeft ontvangen van twee buitenlandse vennootschappen die gelieerd zijn aan de werkgever. De werkgever gaf aan vermoedelijk slachtoffer te zijn geworden van fraude.

Verduisterd geld bron van inkomen?

De Belastingdienst legde daarop navorderingsaanslagen over de jaren 2014, 2015 en 2016 op, met behulp van een schatting op basis van de bankafschriften. Bij de rechtbank Noord-Holland was vervolgens in een zaak tussen de man en de fiscus in geschil of het verduisterde geld als bron van inkomen moet worden aangemerkt. De Belastingdienst stelde dat de verduisterde gelden als bron van inkomen kwalificeren en wel als resultaat uit overige werkzaamheden.

Volgens vaste jurisprudentie dient, om als bron van inkomen te kunnen worden aangemerkt, te worden voldaan aan de volgende drie (cumulatieve) voorwaarden: deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen, en de (objectieve) verwachting dat het voordeel naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs kan worden verwacht (vgl. Hoge Raad, 14 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8770 en Hoge Raad, 1 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8763).  De rechtbank zal beoordelen of aan deze drie voorwaarden is voldaan.

De man heeft niet weersproken dat hij in de jaren 2014 en 2016 gelden aan zich heeft doen toekomen door verduistering die toebehoorden aan met de werkgever gelieerde vennootschappen. Door het verduisteren van de gelden heeft hij deelgenomen aan het economisch verkeer, overweegt de rechtbank. De man dient met de deelname aan het economisch verkeer een voordeel te beogen. Dit voordeel dient niet alleen door hem te zijn beoogd (subjectief), maar ook naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs te kunnen worden verwacht (objectief). Of aan deze eisen is voldaan, moet worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen geen wijziging brengen in die situatie, maar kunnen op die situatie wel licht werpen (vgl. Hoge Raad, 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2390).

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man met het verduisteren van de gelden een voordeel beoogd en was dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten. Dat hij door de civiele rechter is veroordeeld tot terugbetaling van de verduisterde gelden neemt niet weg dat hij een voordeel heeft genoten ten tijde van het verduisteren van de gelden (vgl. Hoge Raad, 24 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5026).

De rechtbank is van oordeel dat de verduistering kwalificeert als bron van inkomen voor de man en dat hij de gelden in zijn aangiften had moeten aangeven. Nu hij dit niet heeft gedaan is de volgens de aangiften 2014 tot en met 2016 verschuldigde belasting zowel in absoluut als in relatief opzicht aanzienlijk lager dan de werkelijk te betalen belasting. Ook had de man ten tijde van het indienen van de aangiften zich ervan bewust moeten zijn dat door de verduisterde gelden niet aan te geven een aanzienlijk bedrag aan belasting niet geheven zou worden. Dat hij gokverslavingsproblematiek had en om die reden de gelden heeft verduisterd maakt dit niet anders.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de man niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Dit leidt tot omkering van de bewijslast. De rechtbank zal daarom overeenkomstig artikel 27e van de AWR het beroep ongegrond verklaren, tenzij is gebleken (dat wil zeggen: overtuigend aangetoond) dat en in hoeverre de bestreden uitspraken op bezwaar onjuist zijn.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Bron: www.accountancyvanmorgen.nl van 12 januari 2022

Ga terug naar de vorige pagina